Geel. Heel erg geel. Een grote gele vlek vult mijn beeld en vult mijn gedachten. Ja, bah, wat geel! Waarom geel? OK, rood heb ik vandaag genoeg gezien, geef ik graag toe, maar waarom niet blauw? Blauw is lucht, vliegen, vrij zijn. Blauw is zee, vluchten, weg zijn. Blauw is daar naar toe gaan en niet hier zijn. Maar ik zie geel, geen rood, geen blauw, maar geel, heel erg geel.

Nee, niet die trein die voorbijkomt, da's te simpel, te voor de hand liggend. Mijn geel is dieper, abstracter, dramatischer en vooral: geler! En bij het zien van die vlek hoort rust, kalmte, van alles dat niet blauw is. Ik voel me geel genoeg om me op mijn gemak te kunnen voelen waar ik me eerst blauw voelde.

En rood! Ja, rood, dat was het! Rood is bang zijn, twijfelen, boos zijn, alleen zijn, maar ook blij zijn, verliefd zijn, zeker zijn, samen zijn. Hmmm, rood is mooi. Rood is lelijk. En geel is fijn. Geel is een grote vlek, een vulling van mijn gedachten. Geel is ook saai. Geel is geen risico, geel is de veilige weg van geboorte naar sterven, geel is de wegwijzer naar de snelweg. En de vlek begint te verkleuren als een druppel waterverf, een druppel die een andere druppel tegenkomt. Een rode druppel natuurlijk, want rood is verandering.

En de vlek wordt spannend oranje. En de vlek verandert in een huis, een thuis op de helling van een vulkaan. Ondanks het gevaar de beschutting; de armen van iemand die om je geeft, echt om je geeft. En ik probeer me voor te stellen waarom ik in geel zou willen geloven en waarom ik doodsbang ben voor rood. Maar ik kan niet meer terug. Ik weet de weg, ken de kleur, herken het gevoel en zoek de herkenning. Oranje moet het zijn. Oranje gaat het worden!